De ‘Vallei van de Zuidleie’ of de ‘Rogiavallei’: what’s in a name?
Het kanaal Gent-Brugge is één van de oudste kanalen van West-Europa. Het is uitgegraven in de vallei van de ‘Zuidleie’. Het toponiem ‘Zuidleie’, in oude historische bronnen ook ‘Brugse Leie’ of kortweg ‘Leie’ of ‘Reie’ genoemd, zou afkomstig zijn van het Keltische woord ‘Rogia’, wat ‘Heilig Water’ betekent (de Kelten beschouwden hun rivieren als goddelijke wezens!). De Zuidleie/Reie of Rogia ontsprong ergens tussen het huidige Beernem en Knesselare en mondde in de Romeinse tijd uit in het Zwin ter hoogte van het huidige Brugge. Scandinavische volkeren hadden onze kusten reeds in de 8e en 9e eeuw verkend en legden met hun zeeschepen diep in het Zwinestuarium aan. Volgens sommige historici (Ryckaert 1991) zou het woordje Rogia hier verbasterd zijn naar ‘bryggja’, wat in de taal van de Noormannen “landingsplaats” of “aanlegkaai” betekende. Het zou later hebben geleid tot de naam ‘Brugge’. De huidige, wereldberoemde en als Werelderfgoed beschermde Brugse Reitjes zijn in feite het benedenstroomse gedeelte van de Zuidleie. Naarmate de handelsactiviteiten toenamen werd dit deel van de Zuidleie door de Bruggelingen vergraven tot het huidige netwerk van reitjes met aanlegkaaien voor de vele schepen die de stad aandeden.
Brugge in de Romeinse tijd (ter oriëntering de contouren van de middeleeuwse stad). De Reie komt vanuit het zuiden de stad ingestroomd. De driehoekjes duiden losse Romeinse vondsten aan. In de binnenstad zijn de verschillende mogelijke tracés van de Romeinse weg Oudenburg-Aardenburg aangegeven in streepjeslijnen (Ryckaert 1991).
Het ontstaan van het kanaal Gent-Brugge
Reeds in de 13e eeuw werd door de stad Brugge begonnen met graafwerken voor een waterwegverbinding richting Deinze naar de rivier die we tegenwoordig kennen als de ‘echte’ Leie (die ter hoogte van Gent in de Schelde uitmondt). Mogelijk is toen pas het toponiem ‘Zuidleie’ ontstaan. De Bruggelingen spaarden kosten noch moeite om meer water richting Brugge te krijgen om het verzanden van het Zwin tegen te gaan. Ook voor de handelstrafiek van en naar het binnenland was zo’n kanaal handig. Het graven was geen werk voor watjes. Met de technische middelen van toen was het logisch dat de loop van de oorspronkelijke rivier de Zuidleie/Reie zo veel mogelijk werd gevolgd. Hier en daar werden bochten van de Zuidleie/Reie afgesneden. Het bochtige verloop van het huidige kanaal herinnert nog steeds aan deze ontstaansgeschiedenis. Door de hoge zandrug tussen Beernem en Sint-Joris te doorsnijden werd contact gemaakt met de vallei van de Hoge Kale, de historische bovenloop van de Durme. Het kanaal ligt in deze zandrug zeer diep verzonken in het landschap met oevers tot 8m hoog. De werken liepen niet bepaald van een leien dakje. De Gentenaars verzetten zich hevig tegen het nieuwe kanaal (zie o.a. slag van het Beverhoutsveld in 1382). Er waren perioden van politieke instabiliteit, oorlogen en economische tegenspoed. Pas toen in 1604 de Westerschelde als scheepsroute door de Hollanders werd geblokkeerd, ontstond eensgezindheid tussen de Vlaamse steden voor een kanaal dat Gent, Brugge en Oostende met elkaar en opnieuw met de zee zou verbinden. Het zou nog tot 1625 duren vooraleer het kanaal Gent-Brugge (42km) af geraakte. Uiteindelijk ging het kanaal dus niet richting Deinze, maar rechtstreeks naar Gent waar contact gemaakt werd met het Schelde- en Leiebekken. De ontstaansgeschiedenis van het kanaal is uitermate boeiend en dank zij het opzoekingswerk van Maurits Coornaert (1979) in de Brugse stadsarchieven is er relatief veel over gekend. Meer informatie is o.a. te vinden in de bijdrage van Van Wonterghem, Neyt & Vanpaemel (2004) gepubliceerd naar aanleiding van de Open Monumentendag 2004 en kun je hier downloaden (13MB).
Breder, rechter en dieper
Na de voltooiing van de kanaalverbinding werd in verschillende fasen gewerkt aan de verbreding, verdieping en rechttrekking van dit zeer bochtige kanaal. In het Groeningemuseum te Brugge wordt een schilderij bewaard van Jan Garemijn dat de kanaalverbredingswerken voorstelt omstreeks 1753. Tussen Beernem en Brugge kreeg het kanaal zijn huidige breedte omstreeks 1850. Voor de moderne scheepvaart werden nadien nog lokaal brede kruisingsplaatsen aangelegd: te Moerbrugge (1987-1990, in combinatie met een nieuwe brug, tevens aan de basis van het ontstaan van de Warandeputten), ter hoogte van het gehucht Gevaerts (1995-1998, in combinatie met een bochtafsnijding van het kanaal en de bouw van een ‘keersluis’ om Brugge tegen overstromingen te beschermen), stroomafwaarts Beernembrug (2002-2003) en ter hoogte van de oude scheepswerf tussen Moerbrugge en Steenbrugge (2005). Deze aanpassingen aan de moderne scheepvaart lieten gelukkig toe dat grote delen van het waardevolle kanaallandschap bewaard konden blijven.
Scheepvaart door de eeuwen heen
Tot halverwege de 19e eeuw was het kanaal de belangrijkste transportweg voor passagiers en goederen tussen Brugge en Gent. De boten werden voortgetrokken door paarden of mensen van op de “trekweg” op de kanaaloever. Waar de trekschuiten langs het kanaal halt hielden, ontstonden kleine woonkernen met herbergen en handelsbedrijfjes (bv. Gevaerts te Beernem). In de 18e en 19e eeuw voer de gerenomeerde “Barge” tussen Brugge en Gent met een reistijd van ongeveer acht uur. Deze luxeschuit vervoerde voornamelijk passagiers en kleinere hoeveelheden koopwaar. In de eerste helft van de 20ste eeuw werden stoomsleepboten ingezet. Vanaf de jaren 1980 werd het kanaal toegankelijk voor grotere schepen. Door op regelmatige afstanden kruisingsplaatsen te voorzien kunnen de huidige 1350ton containerschepen elkaar gemakkelijk kruisen en bleef de aantasting van het waardevolle kanaallandschap gelukkig beperkt.
Scheepstrekkers aan het werk. Detail uit L. Guicciardijn, Beschrijvinghe van alle de Nederlanden, anderssins ghenaemt Neder-Duytsland, Amsterdam, 1612.
De Barge, voortgetrokken door een span paarden: snelste verbinding tussen Brugge en Gent in de 18e en 19e eeuw.
Begin 20ste eeuw: paarden trekken 300ton vrachtboot
1925: stoomsleepboot trekt vrachtboten (zicht vanaf de Louisabrug, Beernem). De schepen konden aanleggen aan de houten aanlegsteigers, waarna met een loopplank alle goederen met de hand in- of uitgeladen worden.
1984: 600ton vrachtschip passeert onderdoor de ondertussen verdwenen, nog manueel bediende brug van Moerbrugge. Links de voormalige herberg “Witte Leeuw”.
2010: 1350ton reus met 3 lagen containers naast oud binnenschip
2010: in de zomer is er een zeer drukke pleziervaart
Toeristische organisaties hebben het kanaal Gent-Brugge ontdekt: een cruise naar Brugge doorheen een prachtig en gevarieerd landschap.
2010: Moerbruggebrug. Door op regelmatige afstanden verbredingen in het kanaal te voorzien, kunnen de 1350ton schepen elkaar op comfortabele wijze kruisen. De boten staan constant met elkaar in contact via radio en radar.
1 gedachte over “Een kanaallandschap met eeuwenoude geschiedenis”
Reacties zijn gesloten.