Via het kanaal Gent-Brugge kwam een bever terecht in het Minnewater te Brugge. Het dier werd daar gefilmd door Emilie De Baene, studente farmacie uit Brugge.
Aan het begin van de 20e eeuw waren Euraziatische bevers wereldwijd bijna volledig uitgestorven. Beschermingsmaatregelen en verplaatsingen hebben het tij toen gekeerd en sinds begin 2000 komt de bever terug voor in Vlaanderen. Met deze nieuwe waarneming is hij voor het eerst terug in alle Belgische provincies waargenomen sinds het uitsterven in 1848!
Voordat de bever zich opnieuw vestigde in België, werd vermoed dat de soort uitgestrekte natuurgebieden nodig zou hebben als leefgebied. De realiteit leerde ons echter anders. Al snel doken bevers op in natuurgebieden, maar ook in stadscentra (bijvoorbeeld Leuven en Gent), nabij woonboten, kampeerplaatsen en in parken. De aanwezigheid van mensen leek hen hierbij maar weinig te storen.
Zal deze bever blijven?
Dat is nog onzeker. Waarschijnlijk gaat het hier om een tweejarig dier dat verjaagd werd uit het leefgebied van de ouders, en nu op zoek is naar een geschikt plekje om zich te vestigen. Maar of deze bever nu blijft of niet, we verwachten zeker permanente vestigingen in West-Vlaanderen in de toekomst. Bevers doen het namelijk goed, en verspreiden zich nog steeds doorheen België. Naarmate de geschikte leefgebieden in andere provincies meer en meer bezet worden, is de kans al maar groter dat de uitzwermende dieren in West-Vlaanderen terecht gaan komen.
Kenmerken
Bevers zijn de grootste knaagdieren van Europa. Met een gewicht van 20-25 kg, een lichaamslengte van 1m, en een platte geschubde staart van 30 cm zijn het indrukwekkende verschijningen. Wanneer bevers zwemmen, en enkel de bovenkant van de kop en de rug zichtbaar is, lijken ze echter een stuk kleiner. Eens uit het water wordt hun echte omvang pas duidelijk. Het beste moment om ze te zien is in de vroege ochtend of in de avondschemering.
Bevers brengen een groot deel van hun tijd door in stilstaand of stromend water. Aan de waterkwaliteit stellen ze relatief weinig eisen. Slapen doen ze meestal in een zelfgegraven hol of takkenburcht. In stedelijke omgevingen maken ze soms ook gebruik van buizen of artificiële holtes. Het zijn strikte vegetariërs. Ze voeden zich met grassen, kruiden, blaadjes en natuurlijk: schors. Om aan meer schors en blaadjes te komen, knagen ze takken af (of bomen om). De voorkeur gaat hier uit naar dunnere exemplaren van zachte houtsoorten zoals wilg en populier, maar ook dikke bomen kunnen omgeknaagd worden.
Tekst: Kristijn Swinnen & Annelies Jacobs (Natuurpunt Studie)